Gesprek met Véronique Akkermans, 53 jaar uit Wommels (Fr.), 6e Dan judo , judoleraar B, voormalig bondscoach Dames en sportondernemer. Deel 1.
Kies voor wedstrijdjudo als je dat leuk vindt, maar plan zorgvuldig je in – en ontspanning en persoonlijke verplichtingen
Voor menig ambitieuze budoka is de route topsporter - leraar - bondscoach – sportondernemer een mooie droom. Voor Véronique Akkermans is dit werkelijkheid. In deze bijdrage geeft de veelvoudig Nederlands judokampioene een inkijk in haar denk - en sportwereld als talentvolle wedstrijdjudoka.
Hoe en waar maakte je voor het eerst kennis met de judosport?
“Ik was 10 jaar en mijn zus Patricia 11 jaar toen we bij Judovereniging (J.V.) Jigoro Kano in Breda op judo gingen. Wij vonden het beiden een leuke sport, met name het stoeien.”
Hoe stond het damesjudo er begin jaren tachtig toen voor?
“In die periode gingen steeds meer meiden op judo en boekten ook mooie resultaten. Zo werd Anita Staps in 1980 wereldkampioen. Ik was als technisch - en snelle judoka van het type vechter - ook een echte wedstrijdjudoka.”
Waarom koos je als tiener voor de judo wedstrijdsport?
“Ik koos niet echt voor de judo wedstrijdsport. Via een 2e plaats op de Zuid- Nederlandse Kampioenschappen (NK) nam ik als 15 jarige in de gewichtscategorie -52 kg al deel aan de NK senioren en behaalde daar ook de 2e plaats. Ik kwam voor het eerst op T.V. en ging ook naar de nationale kernploeg. Van toen af werd het wedstrijdjudo voor mij heel serieus en leefde ik als topsporter.”
Welke persoonlijke eigenschappen en vaardigheden zijn daarbij van belang geweest om succesvol te worden?
“Je moet een echte volhouder zijn, een positieve instelling hebben en …goed kunnen plannen. Zo diende ik als VWO-er mijn huiswerk te maken, als judoka de trainingen te volgen en ook iedere ochtend nog kranten te bezorgen.”
Hoe zag je sportieve ontwikkeling er tot aan het nationale wedstrijdjudo niveau uit?
“Van J.V. Jigoro Kano stapte ik in 1979 over naar J.V. Nintai in Geertruidenberg. In mijn Brabantse periode trainde ik al veel en hard en ging fysiek vaak tot het uiterste. Ik had ook een sleutel van de dojo en tijdens de vakantieperiode trainde ik door met een maatje. In 1986 ging ik naar CIOS Heerenveen voor de opleiding Judoleraar. Hier was Leo de Vries mijn docent judo.”
Op welke aspecten legden jij en je bondscoaches in je internationale judofase de nadruk behalve op het winnen van de partijen?
“Alle aspecten kwamen daarbij eigenlijk wel aan de orde: techniek, timing, vechten, doorzetten en … heel belangrijk het groeien als judoka én persoon!”
Wie waren toen o.a. je trainer- coach en trainingsmaatjes?
“Toen ik bij de kernploeg kwam was Karel Gietelink mijn bondscoach. Van hem heb ik erg veel geleerd. Cor van der Geest was tijdens mijn laatste jaren bondscoach. Vanuit Friesland ging ik zondags naar de kernploegtraining in Nieuwegein. Mijn Friese maatjes waren Bianca Lyon en - via CIOS - Esther Oostlander en Nynke Klopstra.”
Wat waren je belangrijkste prestaties als topjudoka?
“Ik was van begin 1982 tot 1996 actief als wedstrijdjudoka en werd 9 keer Nederlands kampioen in de gewichtsklasse – 52 kg en een keer in de -56 kg. Eenmaal won ik een 2e plaats en drie keer een 3e plaats met het NL team bij de EK teams. Ik verloor een partij om EK brons, maar bereikte ook wel de kwart -finale plaats op een WK. Voor een belangrijke wedstrijdstrijd was ik vaak zenuwachtig. Ik sluit niet uit, dat ik destijds met het huidige niveau topsport - begeleiding op het mentale vlak een beter resultaat op mijn EK’s en WK’s had geboekt.”
Kun je de ontwikkeling van het damesjudo in breder verband schetsen?
“Tijdens de Olympische Spelen in Korea in 1988 was het dames judo nog een demonstratiesport. Mede daardoor namen de internationale judotoernooien en stages in aantal en belangrijkheid toe. Het damesjudo verbreedde; het werd een mondiale sport. De JBN organiseerde toen al wel stages, o.a. in Papendal en Frankrijk, maar bij Cor van der Geest bezochten we meer en verder gelegen toernooien en stages. We combineerden dit meestal en verbleven er dan een halve of hele week om zo ook de aansluiting met de wereldtop te houden!”
Als lid van de kernploeg trainde je veel en was je vaak op reis. Hoe bleef je in die lange wedstrijdperiode op hoog niveau in balans?
“Je groeit met je groep en de ontwikkelingen in het judo mee. Dit betekent je samen inspannen, maar ook met regelmaat ontspannen. Voorts probeerde ik altijd effectief met mijn energie om te gaan door slim en technisch te judoën, want judo is ook een mentaal spel. Tijdig en voldoende rust nemen is natuurlijk sowieso een harde voorwaarde. Je moet jezelf vooral niet over de kop werken.”
Wat was je belangrijkste reden te stoppen met de topsport?
“In 1995 voelde ik mij fysiek en mentaal heel sterk, maar tijdens een van de internationale stages viel ik en scheurden twee van de drie schouderbanden af. Dit was vijf weken voor het WK in Japan. Begin 1996 kreeg ik tijdens een judostage in Oostenrijk keelontsteking en lag 1,5 week op bed. Mijn lichaam wilde niet meer. Ik kreeg al hartkloppingen bij het woord judo. Ik zei tegen Cor ‘Het is nu klaar, het is gebeurd!”
Hoe heb je terugkijkend die wedstrijdperiode ervaren?
“Ik kijk terug op een fantastische tijd. Je maakt veel contacten, ziet veel van de wereld en doet veel mensenkennis op. Ik kijk met veel plezier op die periode terug en zou het zo weer over willen doen. Ik heb ook nergens spijt van.
Wat is je persoonlijk advies aan jongedames met judo topsportambities?
Als je wedstrijdjudo leuk vindt moet je het zeker doen en haal het beste uit jezelf. Bereid die stap goed voor en plan zorgvuldig je zaakjes. Kijk niet alleen naar medailles, maar ook naar je eigen ontwikkeling als judoka en mens. Of zoals Jigoro Kano het verwoordde: ’ Het is niet belangrijk beter te zijn dan die ander, maar beter te zijn dan gisteren’.
VA/ JM sept. 2020.
Judo Bond Nederland (JBN) heeft passie voor aikido, jiujitsu en judo en gelooft in de verbindende kracht van deze disciplines, die mens en samenleving versterken.